Disclaimer: Een persoon zegt dat “jonge twintigers nu eenmaal studeren”. Quod non, beste Y, dat doen niet alle twintigers. Ik verontschuldig mij nu al voor enig incoherent gebrabbel zoals enkel een laagopgeleide boerenkinkel dat kan. Ik heb niet gestudeerd, en heb enkel een BSO-diploma op zak.

Reeds een kleine week zo bijna zijn we om onze oren geslagen door getuigenissen van vrouwen die niet overdrijven. Pakkende getuigenissen. Getuigenissen waarvan je denkt van “dafuq is dit voor wereld, dat dit nog kan?”. Getuigenissen waarvan je weet dat het iedereen kan overkomen. Man of vrouw.

Schrap dat laatste maar. Want wij mannen zijn onkwetsbaar voor zo’n zaken. Wij zijn namelijk mànnen, met onze overvloedige lichaamsbeharing, onze gigantische knuppel (neen, niet dié knuppel), gehuld in dierenhuiden en ons in onze mancaves ophoudend, wachtend tot wanneer een delicate vrouw passeert zodat we haar met onze primatenmanieren kunnen imponeren, afdreigen en verkrachten.

Trek ik het hier in het belachelijke? Neen. Niettegenstaande de campagne pretendeert te handelen over “iedereen tegen de daders”, kan ik toch niet nalaten een wrange “mannen vs. vrouwen”-nasmaak te ontwaren. Natuurlijk hoeft “de modale man zich niet aangesproken te voelen”, maar wanneer de getuigenissen enkel van vrouwen komen die door mannen worden aangerand, nagefloten en dies meer – ook al zijn er ook voorbeelden bekend van de andere kant – en er over dader en slachtoffer wordt gesproken in bewoordingen van respectievelijk man en vrouw, dan gaat dat niet in je koude kleren zitten.

Nu weet ik ook wel dat opkomen voor het vrouwelijk geslacht gelijk staat met moedig feminisme, en opkomen voor het mannelijk geslacht gelijk staat met ofwel in het geval van de man “male chauvinist pig”-syndroom of in het geval van de vrouw “een onderdanige slons”, maar het moet mij toch van het hart. Wij mannen zijn het beu telkens over dezelfde kam geschoren te worden als de dader. Natuurlijk niet met zoveel woorden, en ik zie vast spoken, maar het is toch een licht gevoel dat mij overkomt, niet zozeer als ik de reacties lees, maar de vergelijkingen en de algemene berichten.

Evenveel tot vervelends toe is (en moet worden) gezegd dat de meeste mannen niet zo zijn. Wellicht niet meer geloofwaardig, nu blijkt dat de Belgische straten een openbare en never-ending orgie zijn. Maar dus zoals nog maar eens gezegd: de meeste mannen zijn zo niet. De mannen die wel zo zijn mogen ze voor mijn part chemisch castreren of hun ballen afsnijden en ze daarna zelf weer laten opeten, gezeten in een pekelbad en zonder verdoving. Maar de meeste mannen zijn zo niet.

Dus wens ik ook in naam van de mannen sorry zeggen. Sorry, voor al die keren dat ik de deur openhield voor een vrouw met haar handen vol. Volgende keer krijg je die in je gezicht gesmakt. Sorry, voor die keer dat ik opstond voor een vrouw in de bus, toen die aan het jongleren was met kind en buggy. Volgende keer zet ik mijn voeten op de zetel. Je m’excuse de vous avoir montré la chemin vers Floralux, parce que vous êtes une française qui ne peut pas parler néerlandais.

Volgende keer negeer ik jullie zo straal als ik maar kan. Dan kan ik ook niets meer verkeerd doen, en beantwoord ik ook aan het stereotiep van de oerman, zonder daarmee jullie te schofferen of de indruk te geven dat ik avances maak.